Voorheen hoefde ik me nooit zorgen te maken over mijn auto. Mijn vriendje deed het onderhoud altijd, wist precies wat hij moest doen, en regelde het zonder dat ik er echt over na hoefde te denken. Maar die tijd is voorbij. Ik ben nu al een paar maanden vrijgezel, en dat betekent dat ik dit soort dingen zelf moet regelen.
En nu… nu stottert mijn kleine witte Renault Twingo Sport elke keer als ik wegrijd. Ik zucht diep. Dat kan nooit goed zijn.
Ik weet dat een reparatie me een hoop geld gaat kosten, geld dat ik eigenlijk liever aan andere dingen uitgeef. Maar misschien… misschien kan het ook anders. De monteur van de garage, Martijn, is een oude bekende. Hij kent mijn ex, en kent mij, en ik weet dat hij me altijd nét iets te lang aankeek als ik daar met mijn vriend kwam.
Ik glimlach zacht bij de gedachte terwijl ik voor de spiegel sta en mezelf kritisch bekijk. Ik wil er niet goedkoop uitzien—zeker niet. Maar een beetje gewaagd? Daar is niks mis mee. Een elegante blouse die nét iets te veel van mijn decolleté laat zien als ik vooroverbuig, een strakke rok die mijn vormen perfect laat uitkomen. Subtiel, verleidelijk, precies goed.
Wanneer ik bij de garage aankom, doe ik mijn zonnebril af en stap uit, mijn hakken tikken op het beton. Ik zie hoe Martijn opkijkt van een auto waar hij aan werkt. Zijn blik blijft net een seconde te lang hangen voordat hij zijn gereedschap neerlegt en met een halfgrijns naar me toe loopt.
“Problemen met de Twingo?” vraagt hij, terwijl hij zijn handen afveegt aan een doek.
Ik haal een hand door mijn haar en zucht overdreven. “Ja… hij stottert bij het wegrijden. En ik vrees dat het een dure grap wordt.” Mijn stem is zacht, bijna klagend, terwijl ik mijn lip lichtjes tuit en hem onderzoekend aankijk.
Zijn blik glijdt over me heen, langzaam, bijna goedkeurend. “Tja, dat zou zomaar kunnen,” zegt hij nonchalant, maar er speelt iets in zijn ogen. “Laten we eens kijken wat we eraan kunnen doen.”
“Zet hem maar even binnen, dan kijk ik er wel even naar,” zegt Martijn, terwijl hij zijn duim over de olie aan zijn vingers wrijft en me met een vage glimlach aankijkt.
Ik knik en stap weer in, start de auto en rijd hem voorzichtig de garage in. De geur van olie, rubber en metaal vult de ruimte, een scherpe, mannelijke geur die vreemd genoeg iets opwindends heeft. Ik parkeer de auto in een van de open werkplekken en stap uit, mijn hakken klikken op de betonnen vloer.
Martijn draait nonchalant een moersleutel in zijn hand en loopt langzaam om me heen. Zijn blik blijft even hangen op mijn benen terwijl ik me uit de auto werk. Ik glimlach in mezelf. Hij mag kijken.
“Laat me eens luisteren,” mompelt hij, terwijl hij het portier opent en zich over de bestuurdersstoel buigt om de motor te starten. Ik leun tegen de werkbank, mijn armen over elkaar, terwijl ik toekijk hoe hij professioneel te werk gaat. De motor slaat aan met datzelfde schokkerige gehaper waar ik me al weken aan erger.
Martijn fronst even terwijl hij luistert naar het onregelmatige geluid van de motor. Zijn vingers tikken op het dak van de auto terwijl hij nadenkt. Dan opent hij de motorkap en loopt die kant op…
“Kijk, hier zit je probleem,” zegt hij terwijl hij ergens onder de kap wijst.
Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar ik laat me gewillig naar de auto lokken. Zijn stem is laag en nonchalant, maar er zit een subtiele uitdaging in. Alsof hij weet dat ik meer geïnteresseerd ben in de manier waarop hij me bekijkt dan in de technische uitleg.
Langzaam loop ik naar hem toe en buig me voorover, mijn handen op de rand van de auto. Ik weet precies wat hij nu ziet. Mijn rok kruipt net iets omhoog, het dunne stofje laat weinig aan de verbeelding over. Ik doe alsof ik aandachtig naar het probleem kijk terwijl mijn lippen zich lichtjes tuiten in een geconcentreerde blik.
Zijn ogen blijven net iets te lang hangen, en ik voel zijn aanwezigheid achter me. De lucht tussen ons lijkt geladen met iets onuitgesprokens, iets wat ik maar al te graag wil laten gebeuren.
“Tja, het is geen ramp, maar je had het beter eerder kunnen laten checken,” zegt hij met een ondertoon die me doet glimlachen.
Ik draai mijn hoofd iets, kijk hem schuin aan. “Ja, maar ik heb niet echt iemand die dat voor me doet tegenwoordig,” zeg ik met een lichte zucht.
Hij recht zich en veegt zijn handen af aan een doek. “Laten we even naar het kantoor gaan, dan kijk ik wat de kosten zijn en wat we kunnen doen.”
Ik knik langzaam en volg hem, mijn hakken tikken ritmisch op de vloer terwijl hij me voor gaat. Hij houdt de deur open en ik glip langs hem naar binnen, net iets dichter langs zijn lichaam dan nodig is. Zijn geur vermengt zich met die van olie en staal, en ik voel een tinteling over mijn rug lopen.
Ik neem plaats op de stoel tegenover zijn bureau terwijl hij zich neerzet, de werkplaatshanden nog zichtbaar op zijn armen. Hij kijkt me aan, zijn blik ondoorgrondelijk, maar ik zie het spel dat hij speelt.
“Dus,” zegt hij, terwijl hij achterover leunt in zijn stoel, “laten we eens kijke wordt. Zijn handen, nog steeds licht besmeurd met olie, grijpen naar een pen en een kladblok. Terwijl hij begint te schrijven, observeer ik hoe zijn vingers moeiteloos over het papier bewegen