De strandtraining was een jaarlijkse traditie. Officieel bedoeld voor teamgeest en ‘functionele uithouding’, maar iedereen wist: de wijn ging hier sneller rond dan de ballen. Het zand, de zee, de ondergaande zon — het was het perfecte decor voor net iets te korte sportbroekjes, overdreven duiken en gegiechel dat meestal meer met elkaar te maken had dan met de bal.
Ik stapte uit bij de strandopgang, mijn slippers zakten zacht in het zand. Ik zwaaide nog even naar mijn vriend, die me had gebracht met een opgetrokken wenkbrauw. “Je weet toch dat jij straks niet meer mag rijden,” had ik gezegd. Hij had gelachen, me een kus gegeven en beloofd dat hij morgen de auto weer kwam halen.
Ik zette mijn zonnebril op en keek over het strand. De eerste meiden waren al bezig met het net opzetten, er lag een koelbox in de schaduw van een strandtent en verderop vloog een bal al door de lucht.
“Hey Mír!”
Lotte. Ze kwam aanlopen vanaf de duinrand, achterop de scooter bij een jongen die ik vaag herkende van eerdere feestjes — haar vriendje, waarschijnlijk. Blond haar in een rommelige knot, zonnebril bovenop haar hoofd, korte sportbroek, tanktop zonder bh. Alles aan haar was losjes. Vrij. Alsof het haar allemaal vanzelf afging.
Ze zwaaide uitbundig, sprong van de scooter nog voor hij stilstond, gaf hem een luchtkus en liep rechtstreeks op me af alsof we elkaar al jaren kenden.
“Wat een weer hè? En jij ziet er fanatiek uit,” zei ze, wijzend naar mijn sportshirt en strakgeknoopte haar.
Ik lachte. “Dat zeg je nu, maar wacht maar tot ik straks met een wijntje in het zand lig.”
“Deal,” grijnsde ze. “Ik hou je eraan.”
Ze liep met me mee richting het team, haar arm even licht tegen mijn schouder, alsof het niets betekende.
“Ben je nog moe van vorige week? Je liep toen echt te vlammen,” zei ze, terwijl ze haar handdoek naast de mijne gooide.
“Ach,” zei ik, “ik heb gewoon geleerd om niet alles weg te geven in de eerste helft.”
Ze trok haar wenkbrauw op, plofte naast me neer in het zand, benen languit.
“En wat geef je dan wel weg, in de tweede helft?”
Ik keek haar aan. Even. Langer dan bedoeld.
De vraag klonk als een grapje. Maar haar stem was zachter dan nodig. En haar blik… bleef hangen.
Ik glimlachte. Langzaam.
“Dat ligt eraan wie er tegenover me staat.”
Het bleef stil tussen ons. Niet lang — maar lang genoeg om iets te voelen verschuiven.
Een klein steentje in mijn borstkas dat uit het lood raakte.
Op een manier die ik niet onaangenaam vond.
We begonnen met een paar simpele oefeningen. Spelvormen die iedereen kende en die we al jaren deden — gooien, vangen, draaien, tikken. Genoeg om het idee te wekken dat we fanatiek bezig waren, maar luchtig genoeg om te lachen bij elke misser.
Ik stond tegenover Lotte.
Ik ving de bal, gooide hem terug.
Nog een keer. En nog een.
Mijn lichaam deed het op de automatische piloot, maar mijn ogen… die hadden hun eigen wil gekregen.
Ze sprong op haar tenen, ving de bal hoog boven haar hoofd.
Haar topje kroop iets omhoog. Een strook van haar buik ving het licht van de ondergaande zon.
Strak, soepel, licht gespierd. Jong.
Ik slikte. Mijn blik bleef hangen. Net iets te lang.
“Wat is er?” lachte ze. “Kijk je naar m’n moves?”
Ik ving mezelf. Grijnsde, schudde mijn hoofd.
“Ik kijk of je techniek nog ergens op lijkt.”
Ze trok haar tong plagerig uit en gooide de bal harder terug. Ik ving hem moeiteloos, maar ze liep al naar me toe.
“Laat eens zien dan. Als jij het allemaal zo goed weet.”
Voor ik iets kon zeggen, stond ze pal voor me. Haar hand op mijn pols, haar lijf nét iets dichterbij dan nodig.
“Je gooit van hier, toch?” zei ze, terwijl ze mijn arm omhoog bracht. Haar vingers lagen losjes op mijn bovenarm. Haar borst bijna tegen mijn schouder.
Het had onschuldig kunnen zijn.
Een simpele uitleg. Een grapje.
Maar het was het niet.
Mijn ademhaling verschoof. Mijn huid werd warmer onder haar aanraking. En ineens rook ik haar — zonnebrand, zweet, iets kruidigs. Alsof ze al de hele dag door de zon was gedragen.
“Zo dus?” fluisterde ze. Haar lippen vlak bij de mijne.
Ze keek op. Die ogen. Blauwgroen. Pupillen smal door het licht.
Ik glimlachte, maar mijn hart bonsde.
“Bijna goed,” zei ik zacht.
Haar hand gleed langzaam van mijn arm af. Haar vingers gleden nog even langs mijn huid. Achteloos. Maar ik voelde het nabranden.
Ze draaide zich om, rende achter de bal aan. Haar blonde knot danste mee op het ritme van haar stappen.
En ik bleef staan.
Even.
Beetje verbouwereerd.
Beetje… opgewonden.
Ze speelde met me.
En ik… ik liet het gebeuren.
Na de laatste oefening — een slappe sprint over het zand met meer gelach dan ernst — klapte ik in mijn handen en riep:
“Wie wil er een verfrissend wijntje na al deze inspanning?”
Ik liep richting de koeltas die iemand had meegenomen en half onder een handdoek had verstopt. De zon zakte langzaam verder richting de horizon, de lucht werd warmer van kleur, lichamen dampend in het laatste licht. Zand plakte aan enkels, haar zat losjes, heupen wiegden loom richting de schaduw.
Er was natuurlijk niemand die nee zei.
Ik trok een fles open, schonk in met plastic bekertjes, een paar ijsblokjes uit een Tupperware erbij. Binnen no-time zaten we in een kring, handdoeken onder ons, voeten in het zand, schouders los, stemmen steeds wat luider.
Lotte plofte naast me neer — heel dicht. Haar bovenbeen raakte het mijne. Niet nadrukkelijk. Niet opdringerig. Maar aanwezig.
“Dat heb je goed geregeld,” zei ze, terwijl ze haar bekertje optilde.
“Heb je dat ook in de tweede helft geleerd? Wijn na tactiek?”
Ik lachte, draaide mijn gezicht naar haar toe.
“Nee hoor. Dat komt uit een veel wijzere les: kies altijd je momenten.”
Ze keek me aan, haar lippen om de rand van het bekertje, de wijn net niet helemaal helder meer in het avondlicht.
“En dit is zo’n moment?”
“Dat zou best kunnen,” zei ik.
En weer die blik van haar. Kort, maar intens. Alsof ze me doorhad. Alsof ze wíst wat ik dacht — of hoopte dat ze gelijk had.
Mijn been bewoog iets. Haar huid bleef tegen de mijne. Warm.
Ik keek naar haar mond. Even. En voelde het alweer: die kleine verschuiving in mij. Dat steentje dat nog altijd niet terug op zijn plek lag.
Ik schonk mezelf nog een klein bodempje wijn in en leunde iets achterover, mijn ellebogen in het zand. Lotte zat nog steeds dicht naast me, haar schouder tegen de mijne. Ze lachte hard om een flauwe opmerking van een van de andere meiden, maar haar hand bleef ondertussen op mijn knie rusten — alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
“Pauze,” zei ze ineens zacht, naar mij gericht. “Kom.”
Voordat ik iets kon zeggen, stond ze al op, sloeg het zand van haar benen en keek even over haar schouder.
“Even benen strekken,” zei ze hardop tegen de groep.
Niemand vroeg iets. Niemand keek vreemd op.
Ik haalde mijn schouders op, zette mijn bekertje neer in het zand en liep achter haar aan. De warmte van de dag hing nog tussen de duinen, en haar silhouet bewoog soepel voor me uit — luchtige passen, het topje losjes op haar rug, een enkel plukje haar dat op haar schouder bleef kleven van het zweet.
We liepen zwijgend. Eerst. Tot we buiten zicht van het strand waren, tussen het hoge gras, waar de wind zachter leek te worden en alles stiller was.
Lotte draaide zich om, achteruit lopend, met die speelse blik.
“Is dit raar?” vroeg ze.
“Dat we samen weglopen?”
Ik glimlachte. “Misschien een beetje.”
“Wil je terug?”
Ze bleef stilstaan, haar handen achter haar rug. Haar heupen licht opzij, alsof ze me uitdaagde zonder het uit te spreken.
Ik schudde mijn hoofd langzaam.
“Nee. Nog niet.”
Ze grijnsde. Liep achteruit verder het duin in, tot ze een kleine verhoging vond en zich daar liet vallen, benen wijd voor zich, armen naar achteren in het zand.
Ik volgde haar. Ging naast haar zitten, voelde de warmte van haar huid opnieuw langs die van mij.
“Ik vind jou echt leuk,” zei ze toen ineens. Gewoon. Rechtuit. Alsof het niets was.
“Niet per se als teamgenoot.”
Mijn adem stokte even. Niet zichtbaar, maar voelbaar.
Ik keek haar aan.
Zij keek terug.
We liepen zwijgend. Eerst. Tot we buiten zicht van het strand waren, tussen het hoge gras, waar de wind zachter leek te worden en alles stiller was.
Lotte draaide zich om, liep een paar passen achteruit met die typische glimlach op haar gezicht. Speels. Alsof ze iets wist wat ik nog niet doorhad.
“Ik zag hoe je naar me keek tijdens de training,” zei ze.
Niet verwijtend. Niet plagerig. Gewoon… constaterend.
Ik voelde hoe mijn huid direct reageerde — warm, tintelend.
“Zeg je dat tegen iedereen?” probeerde ik luchtig.
Ze grijnsde. “Nee hoor. Alleen als ik het zeker weet.”
Ze liep verder, alsof het gesprek daarmee afgerond was. Maar haar woorden bleven hangen. Steken in mijn buik. Niet pijnlijk — eerder prikkelend. Onrustigmakend.
Even later liet ze zich in het zand zakken op een beschut plekje tussen de duintoppen. Ik volgde. Ging naast haar zitten. Dichtbij.
Ze trok haar knieën op, haar arm raakte de mijne opnieuw. Niet per ongeluk. Ze draaide haar hoofd naar me toe.
“Je ziet er mooi uit als je je serieus concentreert,” zei ze zacht.
“Maar ik vind het leuker als je lacht.”
Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Dus ik lachte maar. Half, onzeker.
En zij keek tevreden. Alsof ze iets gewonnen had.
“Zeg nou zelf,” zei ze terwijl haar vingers speels langs de zoom van mijn short gleden, “jij doet ook niet precies hetzelfde tegen mij als tegen de rest, toch?”
Ik ademde iets dieper in.
“Ik weet niet wat je bedoelt.”
Ze boog iets dichter naar me toe. Haar haar raakte mijn wang.
“Jawel,” fluisterde ze. “Je voelt het ook. Je weet het alleen nog niet zeker.”
En dat was het moment dat ik niks meer terugzei. Niet omdat ik het niet wist,
maar omdat ik haar niet ongelijk kon geven.
Ze plukte wat aan het zand tussen haar vingers, trok een spriet helmgras uit en speelde ermee. Even was het stil — niet ongemakkelijk, maar geladen. Alsof ze zocht naar woorden die er niet kwamen.
Toen zei ze, met een halve glimlach:
“Het zat zo strak tijdens die oefeningen… dat broekje.”
Ze keek me even aan, met een licht opgetrokken wenkbrauw.
“Zit er eigenlijk een bikini onder.”
Voor ik iets kon zeggen, trok ze de boord van haar sportbroekje naar voren. Heel nonchalant. Alsof ze het zelf amper doorhad.
Even. Kort. Maar net genoeg.
Een smalle streep stof, donkerblauw — een string. Haar onderrug gleed bloot in het licht, de ronding van haar bil zichtbaar tussen de randen van haar broekje. Ze liet het weer los alsof het niets was. Maar het was alles.
Mijn hart klopte in mijn keel. Ik voelde hoe ik warm werd vanbinnen. Niet zomaar opgewonden — het was die diepe warmte die opsteeg uit je buik, als iets wat je niet meer kon terugstoppen zodra het begonnen was.
Ze keek me niet direct aan, maar via haar wimpers.
Alsof ze had laten zien wat ze bedoelde, zonder het te zeggen.
En ik…
Ik begon het nu pas echt te begrijpen.
Waar ze op uit was.
Hoe ze langzaam, stap voor stap, dichterbij was gekomen.
En dat ik haar had laten komen.
Ik slikte. Mijn huid tintelde, alsof de zon ineens dichterbij was gekomen.
“Je weet precies wat je doet, hè,” fluisterde ik, bijna zonder stem.
Ze glimlachte.
“En jij weet nu pas dat je het toelaat.”
Ik wist niet meer wie er als eerste bewoog.
Misschien zij. Misschien ik. Misschien gebeurde het gewoon tussen ons in.
Ze draaide haar gezicht iets naar me toe, en ik keek haar aan. Echt aan.
Haar ogen waren zachter nu. En dichterbij.
Onze schouders raakten elkaar. Mijn knie tegen de hare.
En toen voelde ik het — hoe haar hand mijn onderarm aanraakte, licht, zacht, uitnodigend.
Ik boog iets naar voren. Of zij deed dat. Of we deden het tegelijk.
Onze lippen raakten elkaar. Heel voorzichtig.
Een korte, lichte kus.
Als een vraag.
Maar voordat ik mijn hoofd terug kon trekken, raakte ze me opnieuw. Vaster. Dieper.
Haar hand gleed naar mijn kaak. Haar vingers warm tegen mijn huid.
En ik bewoog mee. Liet het toe. Of nee — ik zocht het op. Haar mond, haar warmte, haar geur.
Ze opende haar lippen iets.
Ik volgde.
En toen verdween alles even: het zand, het team, de rest van de wereld. Alleen haar lijf, haar adem, haar tong die tegen de mijne gleed. Zacht. Gulzig. Nieuw.
Mijn hand zocht haar rug. Vond het randje van haar topje.
Haar huid was warm, licht vochtig van de training. Ze huiverde toen ik haar aanraakte, maar trok me alleen maar dichter tegen zich aan.
Ze ging liggen, trok me half met zich mee het zand in. Haar been over het mijne. Onze lichamen verstrengeld, nog half in sportkleding, maar totaal los van waar we vandaan kwamen.
Ik voelde haar heup tegen mijn buik. Haar hand gleed langs mijn zij, onder mijn shirt, over mijn huid. Alles tintelde. Alles in mij zei: ja.
Ik fluisterde haar naam tegen haar hals.
Ze beet zacht in mijn lip.
En alles werd alleen maar intenser.
Mijn handen gleden naar haar heupen, aarzelend eerst. Maar toen ze niet terugdeinsde — sterker nog, dichter tegen me aan schoof — liet ik ze lager glijden.
Mijn vingers vonden de ronde vormen onder haar sportbroekje.
Zacht. Stevig. Warm van het zonlicht en van haar.
Toen ik haar billen volledig omvatte, kneep ik licht.
Ze kreunde. Zacht.
Een klein geluid, nauwelijks hoorbaar — maar het kwam rechtstreeks binnen.
Alsof ze er met die ene klank mee zei: meer.
Ik trok haar dichter tegen me aan, voelde haar bekken tegen mijn bovenbeen, haar adem sneller, haar mond opnieuw tegen de mijne. Dit keer gretiger. Natter. Vol verlangen.
Haar hand gleed onder mijn shirt, haar vingers vonden mijn rug, mijn bh-band, haar nagels krabden zacht langs mijn huid.
Ik kon haar heupen nu voelen bewegen. Langzaam. Zoekend.
Ze duwde zichzelf ritmisch tegen mijn been, en ik begreep ineens dat ze zichzelf eraan verloor — aan ons.
Mijn hand gleed onder de rand van haar broekje.
Ze schokte iets in haar adem, maar ze bewoog niet weg.
Sterker nog: haar tong werd actiever, haar hand gleed naar mijn borst.
Toen ik haar voorzichtig tussen haar billen streelde — daar waar haar string amper nog iets bedekte — zuchtte ze. Diep. Trillend.
“Is dit goed?” fluisterde ik tegen haar lippen.
Ze knikte, ogen gesloten, voorhoofd tegen het mijne.
“Ja… alsjeblieft…”
Ik gleed met mijn vingers verder. Langs het elastiek. Over haar huid.
Tot ik voelde hoe warm ze daar was. Vochtig al. Open.
Ze kreunde opnieuw. Hoger nu.
En mijn hart bonkte in mijn borst terwijl ik haar bleef strelen, zacht, verkennend, steeds iets dieper.
Haar hele lijf leek zich tegen me aan te drukken. En ik wist:
Ze wilde het. Mij. Nu.
Ze duwde haar gezicht in mijn hals, haar adem warm en onregelmatig. Haar vingers klemden zich in mijn heup, trokken me dichter tegen zich aan.
Ik bewoog langzaam, mijn hand tussen haar benen, mijn vingers glijdend over het natte, warme textiel van haar string. Ik voelde hoe haar spieren aanspanden, hoe ze haar bekken ophief — als een uitnodiging.
Ik gleed onder het randje, vond haar daar, zacht en open, glibberig van verlangen.
“Fuck…” fluisterde ze. Haar hele lijf trilde.
Ze spreidde haar benen iets verder, trok haar knie over mijn dij, gaf me de ruimte. Mijn vingers gleden tussen haar lippen, verkenden haar, vonden haar ritme. Ze bewoog mee, klein en snel, als iemand die zichzelf niet meer tegenhield.
Haar mond vond opnieuw de mijne, maar haar kus was nu ongelijk — ademend, hijgend, nat van opwinding.
Toen ik haar vingertopjes tegen mijn borst voelde, over mijn tepel, begreep ik hoe ver ze al was. En ik ook.
Ik liet één vinger in haar glijden.
Ze kreunde — dit keer hardop.
Een rauw, onbewust geluid dat alles zei.
Ik versnelde langzaam mijn beweging.
Voelde hoe haar lijf zich eromheen sloot, nat en strak.
Haar hoofd viel achterover in het zand, haar lippen half open, haar ogen gesloten.
“Niet stoppen,” hijgde ze. “Niet stoppen, alsjeblieft…”
Mijn duim gleed over haar clit, cirkelend.
Mijn vinger bewoog in haar, diep en langzaam, terwijl ik haar zag schokken bij elke aanraking.
Haar lichaam spande zich aan, haar adem stokte, haar vingers grepen de stof van mijn shirt.
En toen — ineens — kwam ze.
Haar dijen spanden zich rond mijn hand, haar hele lijf trilde onder me, haar mond vormde mijn naam in stilte.
Een diepe, lange golf trok door haar heen, en ik voelde het in elke vezel van mijn eigen lijf.
Ik bleef zacht doorgaan. Langer. Zachter. Tot haar adem weer rustiger werd.
Ze opende haar ogen langzaam, dromerig, verward bijna.
“Jezus…” fluisterde ze.
Haar hand gleed naar mijn wang.
“Jij…”
Ik glimlachte. Legde een zachte kus op haar voorhoofd.
“Ja?”
Ze lachte schor. “Jij maakt me gek.”
Ze lag nog even stil, haar lichaam natrillend, haar ademhaling diep.
Ik gleed met mijn hand uit haar broekje en keek naar haar gezicht — de rozige blos op haar wangen, haar ogen half gesloten, haar lippen nog nat van onze kussen.
Toen draaide ze haar hoofd en keek me aan.
Langer dan voorheen.
Anders.
“Nu jij,” zei ze zacht.
Geen vraag. Geen aarzeling.
Voordat ik iets kon zeggen, rolde ze zich tegen me aan, haar been over mijn heup, haar hand al onder mijn shirt, gretiger dan ik van haar verwacht had. Haar vingers vonden mijn buik, mijn bh, mijn borst — ze kneep er zacht in, haar mond tegen mijn hals. Kuste me daar, likte me daar.
Mijn hoofd viel iets achterover.
“Je hoeft—” begon ik.
“Stil,” fluisterde ze.
“Ik wil voelen hoe jij loslaat.”
Haar hand gleed verder. Ze trok mijn short los, haar vingers vonden mijn string eronder en duwden die opzij. Ze keek me aan terwijl ze me aanraakte — eerst zacht, strijkend langs mijn lippen. Toen tussen. Natter dan ik dacht. Veel natter.
“God…” zei ze zacht, alsof ze verrast was.
Ik wilde iets terugzeggen, maar toen gleed ze met twee vingers tussen mijn lippen en gleed ze over mijn clit. Precies goed. Precies dat.
Mijn buik spande zich aan. Mijn benen openden zich vanzelf. Ik kon haar geur nog op mijn vingers ruiken, maar zij rook nu aan mij, voelde mij, proefde mijn huid met haar mond langs mijn kaak, mijn oor.
“Je voelt zó lekker,” fluisterde ze.
Ze gleed met haar vingers iets dieper. Eén vinger in me, dan twee. Langzaam, vullend, warm.
Mijn ademhaling versnelde. Mijn bekken bewoog tegen haar hand.
En haar duim draaide cirkels. Kleine. Doelgerichte. Tedere marteling.
Ik voelde het opkomen — dat onvermijdelijke. Mijn huid tintelde overal. Mijn tepels stonden strak onder mijn bh. Mijn handen klemden zich in het zand, en ik hoorde mezelf kreunen. Laag, ruw, rauw.
“Laat maar gaan,” zei ze.
En ik liet los.
Mijn hele lichaam spande zich aan — buik, dijen, rug. Mijn adem stokte. Mijn hoofd viel achterover in het zand.
Een warme, pulserende explosie gierde van diep in mij naar alles daarbuiten. Mijn benen beefden. Mijn handen grepen haar arm.
En ik kwam.
Lang. Heftig. Gecontroleerd, en toch totaal overgeleverd.
Ze bleef dichtbij. Haar voorhoofd tegen mijn wang, haar vingers nog zacht, steeds zachter.
Ik opende mijn ogen langzaam. De hemel was goud en lavendel boven ons. Haar gezicht vlak bij het mijne, met een glimlach die tegelijk triomfantelijk en lief was.
Ik lachte. Korte adem. Warme wangen.
“Dat… had ik niet verwacht vanavond.”
Ze haalde haar schouders op.
“Je had ook niet verwacht dat je me zo aankeek.”
Ik trok haar tegen me aan.
En wist: dit had niets meer met toeval te maken.
We bleven nog even liggen. Onze benen verstrengeld, haar hand rustend op mijn buik, mijn vingers spelend met een plukje haar dat uit haar knot was losgeraakt.
Geen woorden. Alleen ademhaling. En het geluid van de zee in de verte.
Toen draaide ze haar hoofd, keek me aan en zei zacht:
“We moeten terug. Voor ze ons komen zoeken.”
Ik knikte. Rechtte langzaam mijn bovenlichaam, schudde wat zand van mijn rug en trok mijn shirt recht. Lotte deed hetzelfde, grijnsde toen ze zag hoe mijn haar door de war zat, en streek met haar vingers snel langs mijn slapen.
We begonnen te lopen, langzaam, het duin af. Haar hand raakte af en toe de mijne, maar we hielden afstand. Te dicht op elkaar, en het zou vragen oproepen. Te ver uit elkaar, en het zou voelen als liegen.
Toen we de rand van het strand naderden, zag ik de groep alweer zitten, nog steeds met wijn, gelach en muziek uit een bluetoothspeaker.
“Wat zeggen we eigenlijk?” vroeg Lotte zacht.
Ik dacht even na. Toen lachte ik.
“Ik zeg wel iets over de vuurtoren.”
“De vuurtoren?”
“Ja. Dat je hem van daaruit echt goed kunt zien. Mooie plek voor volgend jaar.”
Lotte grinnikte. “Slim.”
Toen we het zand weer betraden, riep iemand:
“Zo dames, zijn jullie weer terug van jullie romantische strandwandeling?”
Ik haalde mijn schouders op en zei droog:
“Jullie missen echt iets. Daarboven zie je de vuurtoren in het avondlicht. Bizar mooi.”
Lotte bevestigde het meteen, haar gezicht onschuldig.
“Echt hoor. Kijken jullie volgend jaar maar.”
Er werd gelachen. De aandacht verschoof weer.
Maar toen ik ging zitten en onze bekers opnieuw werden gevuld, voelde ik haar dij zachtjes tegen de mijne. Heel even.
En ik wist — we zouden dit allebei niet vergeten.
Niet vannacht.
Niet morgen.
Misschien nooit meer.