We zaten nu een paar dagen in het huisje.
Zuid-Frankrijk, glooiende heuvels, een tuin die rook naar dennen en warme aarde.
Mijn man en dochter lagen meestal aan het zwembad.
Ik hield me bezig met weinig. Boeken. Kaas. Een glas rosé op rare tijdstippen.
En ik voelde me… rustig. Los van thuis.
Tot zij ineens in de tuin stond.
Amber.
Een kennis van mijn man, bleek later.
Zij stond op de camping iets verderop.
Alleen.
“Ik hoorde dat jullie hier zaten,” zei ze. “Ik dacht, ik kom even hoi zeggen.”
Ze was begin twintig. Jong, fris, mooi zonder er moeite voor te doen.
Denim short, wit t shirt, teenslippers.
En geen BH.
Daar keek ik van op.
Niet omdat het niet mocht — maar omdat het me opviel.
Ik voelde hoe ik keek.
En hoe zij het zag.
Ze bleef hangen.
Eerst voor koffie. Toen voor een lunch.
Uiteindelijk dook ze zelfs het zwembad in.
Zomaar, in haar ondergoed en t shirt.
En ik?
Ik lachte mee.
Maar ergens diep vanbinnen voelde ik het al.
Dit meisje was niet gewoon op bezoek.
Ze speelde.
En misschien wilde ik… meespelen.
De Aperol was koud gebleven, zelfs toen de zon al lang weg was.
We zaten nog buiten, onder het half werkende lichtsnoer, allebei een beetje loom van de warmte en de drank.
Mijn vriend was opgestaan.
“Jullie blijven zeker nog even?”
Ik knikte.
Amber ook.
Hij liep naar binnen, geeuwend, slippers slepend over de tegels.
En toen zaten we met z’n tweeën.
Ze draaide haar glas rond in haar hand.
Haar benen opgetrokken onder zich.
Ik keek naar haar knieën, haar blote schouders, haar open blik.
“Gezellig hier,” zei ze zacht. “Beetje jaloers op jullie huisje.”
Ik glimlachte.
“Wil je ruilen met dat tentje van je?”
Ze lachte, schudde haar hoofd.
“Nee joh… Ik zou veel te graag willen blijven liggen.”
Die zin.
Zo onschuldig gezegd.
Maar iets in haar toon bleef hangen.
Even later stond ze op.
“Ik ga maar eens. Morgen weer vroeg licht, hè?”
Ze legde haar luchtbed in het kleine huiskamertje.
Op de tegelvloer.
Tussen koffers en speelgoed.
Ik keek naar haar, naar de dunne deken, het krappe hoekje.
En ik zei het zonder echt na te denken:
“Kom anders gewoon bij ons liggen. In bed.”
Ik glimlachte erbij.
“Is een stuk zachter. En warmer.”
Ze keek me aan.
Heel even.
En knikte toen.
“Oké.”
De kamer was donker, alleen een zacht blauw licht van buiten filterde langs de gordijnen.
Hij sliep diep, dat hoorde ik aan zijn ademhaling — zwaar, traag, net niet haperend.
Amber lag achter me.
Onze lichamen raakten elkaar nauwelijks.
Totdat haar benen iets opschoven.
Zacht.
Koel tegen mijn warme huid.
Ik voelde hoe haar knie mijn bovenbeen raakte.
Haar dij langs mijn billen gleed.
Heel rustig.
Alsof het niets was.
Ze gniffelde.
Zacht. In mijn nek bijna.
“Die heeft niets meer door…”
Ik glimlachte.
“Die wordt nergens meer wakker van…”
En ik duwde mijn heup langzaam naar achteren.
Tegen haar aan.
Geen woord werd gezegd.
Maar ik voelde haar hand.
Eerst licht, alsof ze zichzelf testte.
Toen iets steviger — op mijn bil, haar vingers verkennend, glijdend.
Ze hield zich stil.
Alsof ze luisterde of ik iets zou zeggen.
Of juist niet.
En ik bleef liggen.
Mijn ademhaling iets dieper.
Mijn lichaam open.
Ik wilde haar laten voelen:
je mag verder… als jij durft.
–
Haar hand bleef op mijn bil liggen.
Beweegloos.
Alsof ze wachtte.
En toen… verschoof ze.
Haar vingers gleden traag langs de ronding naar mijn heup.
Langzaam.
Verkennend.
Ze was voorzichtig, maar niet onschuldig meer.
Ik hield mijn adem even in.
Niet van twijfel —
maar van verwachting.
Haar vingers gleden onder de rand van mijn nachthemd.
Raakten mijn huid.
Zacht. Warm.
En bleven daar hangen.
Ik voelde haar voorover buigen.
De warmte van haar adem bij mijn hals.
Alsof ze me iets wilde zeggen, maar het niet durfde.
En toen… kwam het.
Die zachte, aftastende beweging.
Mijn heup reageerde vanzelf.
Een kleine duw naar achteren.
Mijn dij gleed over het laken, openend.
Ontvankelijk.
Een zucht ontsnapte uit mijn mond.
Onbedoeld.
Of juist precies goed getimed.
Amber verstijfde niet —
ze wachtte.
Tot ik het zei.
En ik fluisterde, zacht, met mijn hoofd nog op het kussen:
“Ga maar verder…”
–
Mijn woorden hingen nog in de lucht.
“Ga maar verder…”
En dat deed ze.
Alsof ze alleen dát nodig had.
Alsof ze zich had ingehouden, maar nu wist: ik mag dit echt.
Haar handen schoven onder mijn nachthemd, gretig.
Niet aarzelend meer.
Ze gleden over mijn buik, naar mijn borst,
en haar vingers sloten zich eromheen alsof ze wist hoe graag ik daar aangeraakt wilde worden.
Ik ademde diep in.
Bijna een kreun.
Bijna.
Maar ik beet op mijn lip.
En zij voelde het.
Amber boog zich naar voren, haar borsten tegen mijn rug gedrukt, haar adem in mijn nek.
Warm.
Gejaagd.
Ze bewoog tegen me aan, haar hand tussen mijn benen nu, haar vingers verkennend.
Behendig.
Ik moest me beheersen.
Mijn heupen duwden tegen haar hand, mijn benen spreidden zich als vanzelf.
En zij…
Zij werkte me op.
Zacht.
Snel.
Doelgericht.
Alsof ze me wilde breken — zonder geluid.
Ik voelde mezelf natter worden onder haar vingers.
Mijn buik trok samen.
Mijn kaken ook.
Ik greep het laken vast terwijl zij doorging, sneller, gerichter.
Mijn vriend snurkte nog steeds zachtjes.
Een paar centimeter verder.
Onbewust.
En ik…
ik was zo dicht bij alles wat ik al te lang niet had gevoeld.
Amber voelde het.
Ze hield me tegen zich aan, duwde haar dij tegen mijn billen, haar vingers diep tussen mijn benen.
Ik bewoog tegen haar in.
Mijn hoofd naar achter tegen haar schouder.
En toen kwam ik.
Trillend.
Zwijgend.
Met alleen een ademstoot en een gesmoorde kreun in mijn kussen.
Zij bleef stil.
Maar ik voelde haar glimlach.
Die tintelende, brutale overwinning.
Mijn hart bonkte nog na.
Mijn lijf gloeide.
En ik voelde haar achter me, haar adem in mijn nek, haar hand nog tussen mijn benen — slap geworden, maar warm.
Ik draaide me een beetje naar haar toe.
Zonder iets te zeggen.
Onze gezichten vlakbij.
In het donker kon ik haar ogen niet goed zien,
maar ik voelde haar verlangen nog branden.
Mijn hand gleed naar beneden.
Zoekend.
Onder haar slipje.
En ik vond haar — heet, nat, gespannen.
Ze beet op haar lip.
Ik hoorde het.
Mijn vingers vonden haar ritme.
Ik streelde haar zacht, dan iets sneller, dan weer zacht.
En zij?
Zij klemde haar benen tegen elkaar, niet om me tegen te houden,
maar om het vol te houden.
Ik voelde haar spieren spannen.
Haar buik trillen.
Ze verborg haar gezicht in mijn hals.
En toen —
met één ademhaling die stokte,
één zachte beweging van haar heup —
kwam ze klaar.
Stil.
Trillend.
Tegen mij aan.
Tussen de ademhaling van een slapende man.
We lagen zo nog even.
Zwijgend.
Verstrengeld.
Met de geur van zweet, zomer, en geheim tussen ons in.
Ik fluisterde:
“Die wordt écht nergens wakker van…”
Amber grinnikte zacht.
En trok me tegen zich aan.
De zon scheen al door het dunne gordijn toen ik wakker werd.
Warm licht op m’n rug.
Een zachte arm nog over mijn middel.
Amber.
Ze lag dicht tegen me aan. Haar ademhaling langzaam, haar benen verstrengeld met de mijne.
Mijn vriend lag niet meer naast me.
Zijn helft van het bed was leeg, het laken slordig opengeslagen.
Ik hoorde iets buiten.
Porselein.
Stoelen over stenen.
Toen de deur naar de slaapkamer op een kier ging en zijn stem binnenviel:
“Ik heb koffie voor jullie.”
Ik keek naar haar.
Amber opende haar ogen, slaperig maar helder.
Ze glimlachte — niet ondeugend, maar tevreden.
Ze strekte zich langzaam uit.
Onze blikken kruisten.
Alsof we tegelijk dachten: hij heeft geen idee.
Ik riep terug:
“Lekker! We komen zo!”
En Amber fluisterde zachtjes, net hoorbaar alleen voor mij:
“Nou… daar komen we toch mooi mee weg.”
Ik lachte.
Glimlachte echt.
Niet omdat ik me schuldig voelde.